Category Opinions, Opinions - Dutch

Mijn reactie op uitspraak Raad voor de Journalistiek inzake klacht Wim van Rooy

Op donderdag 14 september 2017 publiceerde de Raad voor de Journalistiek haar uitspraak ‘inzake de klacht van Wim van Rooy tegen Jan Jaap de Ruiter en de hoofdredacteur van Zaman Vandaag (nu: de Kanttekening)’. De integrale uitspraak is te lezen op deze link. De Volkskrant berichtte ook over de zaak (op deze link).

Het moge duidelijk zijn dat ik bijzonder verheugd ben met de uitspraak. De Raad stelde namelijk dat er vanuit het journalistieke perspectief geen grenzen overschreden waren. Een van de klachten van Van Rooy was het gebruik van de term Endlösung in een column van mijn hand in het toenmalige blad Zaman Vandaag over het inmiddels beruchte Baliedebat van 23 januari jl. Daarin werd gedebatteerd over de islam en werden er meningen gedebiteerd die bij mij de indruk opriepen dat hier gesproken werd over ‘de eindoplossing van het moslimvraagstuk’. De redactie van Zaman Vandaag had toen –zonder mij daarin te kennen- de term Endlösung in de titel boven mijn stuk gezet en de rest is history. Van Rooy, tevens door mij genoemd in de column, voelde zich gedemoniseerd door de gebruikte term en in zijn veiligheid aangetast. Het was Van Rooy die in het debat zeer stevige meningen uitte over de moslims en hij vatte de column op als een directe aanval op zijn persoonlijke veiligheid (een en ander staat allemaal hier te lezen).

Van Rooy moet tegen een stootje kunnen De Raad was wat Van Rooy betreft evenwel van mening dat deze ‘gezien zijn positie in de publieke discussie over dit onderwerp in het algemeen en zijn deelname aan dit specifieke debat in het bijzonder – een wat grotere mate van kritische en polemische bejegening van zijn persoon moet laten welgevallen’. In mijn woorden: Van Rooy maakt zelf regelmatig de vergelijking tussen islam en nazisme en moet dus niet zeuren als hij met vergelijkbare woorden wordt geconfronteerd.

Cliteur, de stille kracht Het is overigens de Leidse hooggeleerde Paul Cliteur, die de beruchte avond voorzat, en die niet aflatende pogingen doet om diezelfde Wim van Rooy salonfähig te maken. Hij schreef het voorwoord voor Van Rooy’s boek Waarover men niet spreekt. Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, Islam. Ook sprak hij tijdens de presentatie van dit boek op 3 november 2015 en zei hij het volgende over de man die regelmatig islam en nazisme met elkaar vergelijkt:

‘Geen Nederlandstalige denker heeft zo’n monumentaal overzicht gepresenteerd over de hele islamdiscussie als gedaan is in Waarover men niet spreekt. Van Rooy heeft in ieder geval niet gezwegen.’

Het verbaast dan ook niet dat Cliteur op de avond van de 23e januari regelmatig de gelegenheid te baat nam om het werk van Van Rooy aan te bevelen aan het aanwezige publiek. Cliteur lijkt iemand te zijn die het gedachtegoed van Van Rooy, dat islam en nazisme op een lijn stelt, te willen promoten.

Grote woorden, geen grote daden De zitting van de Raad voor de Journalistiek waarin de klacht van Van Rooy werd behandeld vond plaats op 23 juni jl. Ik toog naar Amsterdam in de overtuiging mijn geachte opponent daar aan te treffen. Niets bleek minder waar. Hij liet zich vertegenwoordigen door zijn overigens zeer aimabele advocaat. Toen de advocaat gevraagd werd door de commissie waaruit de bedreigingen aan het adres van Van Rooy dan bestaan kon deze niets substantiëren. ‘Er was het risico op bedreigingen maar er was niets gebeurd’, zo parafraseer ik zijn woorden. Ik stelde vast: het zijn grote woorden gebaseerd op veronderstellingen.

Stiekem nog een keer aangifte doen Ik werd echter nogmaals teleurgesteld in Wim van Rooy. Ik dacht dat hij het zou houden bij de klacht bij de Raad voor de Journalistiek maar wie schetst mijn verbazing toen ik onlangs een mail, van hem afkomstig, in mijn mailbox vond? Van Rooy had deze mail rondgestuurd aan de maillijst auteurs van het boek ‘Waarom haten ze ons eigenlijk’ waarvan ik er een was. Hij realiseerde zich blijkbaar niet dat ik er nog in zat. Mijn teleurstelling bestond daarin dat hij blijkens die mail doende was aangifte tegen mij te doen bij de Nederlandse politie (in een Zuid-Nederlandse provincieplaats). In zijn mail uitte hij overigens ook zijn frustratie dat de Nederlandse politie (hij verwees naar hen met een variant op het woord ’amateurs’) niet erg responsief op zijn aanklacht tegen mij reageerde.

De karavaan trekt verder Ik heb eerder al gezegd dat mijn grote ontgoocheling daaruit bestaat dat ik dacht dat ik met iedereen kon praten, ook met types als Van Rooy. Het bleek niet zo te zijn. Er is sprake van een scheiding der geesten in dit land en dat maakt me angstig en bezorgd voor de toekomst. Een debat is een debat, een gesprek, en niet een gang naar de politie of een Raad. Maar zoals het oude Arabische spreekwoord zegt ‘De honden blaffen en de karavaan trekt verder’. Het is aan u, lezer, te bepalen wie de honden zijn en wie de karavaan bemensen. Ik van mijn kant schud nu het stof van mijn ‘Balievoeten’, wens mijn geachte en geharnaste tegenstanders het allerbeste toe en ga mijns weegs.

Grove koppen Ten slotte nog dit. Mocht een lezer zich storen aan de scherpte dan wel grofheid van de door mij gebezigde koppen in dit stuk, laat hij of zij dan de woorden van de Raad in overweging nemen: ‘Het is … journalistiek niet ongebruikelijk dat een artikel in de kop scherp wordt aangezet; een kop mag een vergroving van de inhoud van het bijbehorende artikel bevatten’. Waarvan acte.






Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Back to top